29 November 1912. 437 haar een somber aanzien zal geven. En de Markt moet integendeel iets riants hebben. Bij den tegenwoordigen toestand der financiën dringt men aan op zuinigheid. En met het oog hierop is spreker tegen eene klinkerbestrating. Vol gens bekomen informatie van deskundigen duurt zoo'n bestrating 10 jaar, terwijl zij bovendien jaarlijks veel aan onderhoud kost. Als men dus overgaat tot het maken eener klinkerbestrating, dan zou daarmede in den tijd van eene eeuw eene ton gouds gemoeid zijn. Door eene bestrating met quenastkeien zou men 3U ton uitsparen. Het zou dus een bewijs van zuinig heid zijn, als men de Markt met vlakke keien ging bestraten. Bovendien is de Markt de plaats, waar tal van riolen, pijpen en dergelijke loopen, zoodat de bestrating aanhoudend moet worden opgebroken. lederen keer zouden er dus een massa klinkers stuk gaan. Bij het opbreken eener keibestrating worden de keien er weer gewoon ingelegd en niemand ziet er wat van. Met het oog op de schoonheid van de Markt en met het oog op de gemeente-financiën is spreker van oordeel, dat de raad werkelijk verstandig zou handelen, de bestrating met keien te doen geschieden. De heer VAN HULTEN wenscht tegenover de bewering van den heer Slechtriem in zake de be strating bij de Lange Stallenkazerne te doen opmer ken, dat destijds bij excercitiën nog de mode was, om het afzetten van het geweer met een flinken slag op den grond te doen geschieden. Men was geen flink soldaat, als rnen dat niet op die wijze deed. Daardoor had de klinkerbestrating heel wat te lijden. Op de Markt is het verkeer met zware voertuigen niet groot. Alleen eenige lichte rijtuigen

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1912 | | pagina 437