438
29 November 1912.
en vooral veel voetverkeer. Spreker kan zich dus
wel met eene klinkerbestrating vereenigen.
De heer VAN KEPPEL is ook van meening, dat
eene bestrating in klinkers een zuinigheidsmaatregel
zou zijn, die de wijsheid bedriegt. Men ziet daarin
telkens gaten en sporen. Als men de klinkers op zijn
kant gaat straten, moeten zij verzinken, terwijl
vlakke klinkers spoedig verbrijzelen. Harde klinkers
zijn veelal krom getrokken en geven aan de bestrating
een leelijk aanzien. Ook kan spreker zich niet ver
eenigen met het denkbeeld, om de overgangen naar
de verbindingsstraten in keien te doen bestraten en
het ingesloten gedeelte met klinkers. Dat zou onge
twijfeld ook leelijk staan. Liever zag spreker dit
jaar de helft met keien bestraat en de andere helft
een volgend jaar, dan eene klinkerbestrating aan te
brengen, die wel goedkooper maar ook veel minder
solied is. Waar zelfs in afgelegen straten keibestra
ting wordt aangebracht, zou spreker het inconsequent
vinden, indien de Markt met klinkers werd bestraat.
De voorzitter wijst erop, dat er twee soor
ten van bezwaren worden geopperd en wel in de
eerste plaats de soliditeitsbezwaren en in de tweede
plaats de aesthetische bezwaren.
Wat het eerste bezwaar betreft, is spreker het
eens met den heer van Hulten. Zwaar verkeer is
er op de Markt niet. Alleen eenig licht rij tuig verkeer
en veel voetgangers. Als men nagaat, wat in andere
plaatsen geschiedt, is het voor spreker een raadsel,
waarom eene klinkerbestrating voor Breda niet vol
doende zou zijn. Spreker noemt verschillende plaatsen
op, waar de wegen met klinkers zijn bestraat en
waar het verkeer heel wat drukker is dan te Breda,
o. a. in Amsterdam de Keizersgracht, in den Haag