442 29 November 1912. aanleg van tramlijnen behoeft niet te worden ge wacht, omdat de kosten van het opbreken en her straten bij keibestrating voor eene tramlijn niet zoo hoog zijn. Indien dit werk niet zou worden uitge voerd, kan ook de Tramsingel niet geheel van kei bestrating worden voorzien. Uitstel dezer vernieuwing zouden wij zeer betreuren. De heer REIGERSMAN wil, met het oog op de zuinigheid, de Ginnekenstraat laten zooals ze is. Er zijn daar trottoirs van voldoende breedte, om in het verkeer der voetgangers te voorzien. Mocht de raad echter toch besluiten tot vernieuwing van deze straat, dan zou spreker de uitkomende keien willen benutten voor de Middellaan. Dat zou eene betere regeling zijn dan de voorgestelde. De heer VAN HULTEN kan ook de noodzakelijk heid van deze vernieuwing niet inzien. Spreker vindt de bestrating werkelijk niet zoo slecht en zal dus tegen dezen post stemmen. De voorzitter wijst erop, dat de Ginnekenstraat een der drukste straten is van Breda en de trottoirs op vele punten vrij smal zijn. Het verkeer der voet gangers over de straat zelf is dus druk. Zij ligt in het verlengde van de Eindstraat, die behoorlijk be straat is. Eene bestrating van den Tramsingel is zeer hard noodig met het oog op de daar gelegen fabrieken van Klep en Cosijn en de nabijheid der opslag plaatsen van de gemeente-reiniging. De vernieuwingen van de Groote Markt en de Ginnekenstraat en de bestrating van den Tramsingel vormen een afgerond geheel.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1912 | | pagina 442