29 November 1912. 443 De heer SLECHTRIEM meent, dat de Ginneken- straat nog wel te behouden is. De wandelaars loopen over de trottoirs, die breed genoeg zijn. Spreker zou dus dit werk voorloopig nog wat willen uitstellen. De heer VAN KEPPEL betoogt, dat eene ver harding van den Tramsingel absoluut noodzakelijk is. Daartoe kunnen gebezigd worden de uitkomende keien van de Groote Markt, welke echter niet vol doende zijn. Waar dus nog moet omgezien worden naar keien uit andere straten, meent spreker dat de Ginnekenstraat allereerst voor eene vernieuwing aan de beurt is. De betrokken post wordt hierop in stemming gebracht en aangenomen met 14 tegen 2 stemmen. Vóór stemden de heeren Lijdsman, J. M. Ingen- Housz, Reigersman, Teychiné, mr. W. IngenHousz, Scheltus, Rombouts, A. F. Smits, Bom, Bloemarts, Merkelbach van Enkhuizen, Van den Brink, Van Keppel en Fr. Smits. Tegen waren de heeren Van Hulten en Slechtriem. Volgn. 193h. Algemeen wordt in eene afdeeling gewenscht, de ringen rond de boomen niet zoo groot te maken. Antwoord. Met deze opmerking zal zooveel doenlijk worden rekening gehouden en daarbij zal worden overwogen, of aan de open ruimte om de boomen niet een anderen vorm is te geven. Opgemerkt wordt echter, dat de deskundigen de ruimte, welke om de boomen is vrijgelaten, noodig achten in het belang der bepanting. Hierop wordt de post goedgekeurd.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1912 | | pagina 443