21 December 1912. 463 „moeten gebruiken, om zich bovenkleeren aan te „schaffen daar de borgen hiervoor, reeds overleden „of zelf te arm zijn? „Mijne heeren, moeten zulke oude menschen van „60 tot 70 jaren met hun arbeidsloon nog medewer- „ken tot stichting van een fonds voor noodzakelijke „verbetering en uitbreiding van het gesticht? „Men zou ook, volgens de toelichting, op het oog „hebben ten gevolge van het gestichte fonds (door de „oudjes) meer sollicitanten op te nemen, die nu tever geefs wachten; maar als er nu hoegenaamd geen „fondsen voorhanden zijn tot uitbreiding, hoe zal „men dan de meerdere verpleegden kunnen voeden „en verzorgen; daarvoor moeten dan ook weer fond- „sen gezocht worden. „Dat gepensionneerden, in het gesticht verpleegd, „krachtens de militaire pensioenwet, de helft van „hun pensioen moeten afstaan, dat is nu eemaal een „wettige maatregel, maar daar tegenover staat, dat „een gepensioneerde met zijn half pensioen niet meer „verplicht is op zijn ouden dag te gaan werken en „dus zijn welverdiende rust kan genieten. „Eindelijk moet ik de heeren onder het oog bren- „gen, dat de mannen, die opgenomen worden in het „Oude-mannenhuis en geen pensioen, rente of een „zoogenaamd potje hebben, aangemaand worden om „te trachten wat bij te verdienen, daar het gestichts- „leven altijd onvermijdelijke onkosten medebrengt. „Ziedaar, heeren, mijn gevoelen hieromtrent, en „ik meen dat de heeren regenten goed zullen doen, „toch nooit hunne verpleegden te laten bijdragen tot „stichting van fondsen voor verbetering of uitbreiding „van het oude-mannenhuis te Breda." De heer VAN HULTEN is het met den heer Smits

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1912 | | pagina 463