466 21 December 1912. Spreker herhaalt, dat het voorstel met geene andere bedoeling is gedaan, dat om te verkrijgen eene betere huisvesting voor de verpleegden en tevens te werken in hun zedelijk en moreel belang. De heer A. F. SMITS zegt, dat het hem een genoegen heeft gedaan, dat de voorzitter van het bestuur van het Oude-mannenhuis het een en ander over den toestand van het gesticht heeft medege deeld. Spreker vindt er niets tegen, dat zij, die misbruik maken van hunne verdiensten, daarvoor worden gestraft. Maar er zijn verpleegden, die geen borgtocht voor kleeding meer hebben en ook dezulken, die nog tot steun strekken van een of ander bloedverwant. Als die menschen, van de paar gulden, die zij per week verdienen, nog een gedeelte aan het gesticht moeten afstaan, om daar mede een fonds te helpen vormen, dat vindt spreker hard. Het is dan ook sprekers bedoeling geweest, om een beroep te doen, dat dezulken, die tot steun van anderen strekken, niet in hunne karige ver diensten zullen getroffen worden. De heer VAN HULTEN meent ook, dat er niets tegen is, dat dezulken, die uitscheiden met werken, doch nu en dan een karweitje verrichten, om een kleinigheidje te verdienen, in 't bezit van die ver diensten worden gelaten. Maar er zijn er, die voor minder loon nog den ganschen dag gaan arbeiden, zeer ten nadeele van frissche, jonge krachten. De zulken moeten getroffen worden. De heer J. M. INGENHOUSZ zegt, dat over 't algemeen het gedrag der verpleegden goed is. Alleen zijn er enkelen, die van hunne bijverdiensten mis bruik maken. Den heer Smits kan spreker de ver-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1912 | | pagina 466