472 21 December 1912. „waarvoor de leden van het bestuur ieder voor het „geheel aansprakelijk zijn, onverminderd het recht „der gemeente Breda om, zoo daartoe termen zijn, „in plaats der geldboete schadevergoeding te eischen „en de vervreemding of bezwaring niet als geldig „te erkennen; „Go. dat de gemeente Breda ten allen tijde met „goedkeuring van de gedeputeerde staten der pro vincie Noordbrabant of, bij weigering, met goedkeu- ving van Hare Majesteit de Koningin, het recht „zal hebben alle bezittingen met de daarop rustende „lasten en verplichtingen en alle schulden der ven nootschap gezamelijk over te nemen tegen betaling „van een bedrag ter grootte van het door de aan deelhouders der vennootschap bijeengebrachte kapi taal, vermeerderd met vijf ten honderd van dit „kapitaal, als vergoeding voor liquidatiekosten „7o. dat het rijk een gelijk voorschot verstrekt „aan de gemeente volgens de bepalingen van para graaf 6 van het koninklijk besluit van 28 Juli 1902 „(Staatsblad nr. 160), zooals dit thans luidt; „8o. dat overigens de voorwaarden, door het rijk „aan het te verleenen voorschot te verbinden, ten „aanzien van dit besluit van kracht zullen zijn, als „waren die voorwaarden daarin woordelijk opgenomen. De voorzitter, dit punt aan de orde stellende, zegt, dat in verband met dit voorstel nog is inge komen een adres van C. Klep en anderen, te zamen uitmakende het bestuur der onderlinge verzekering maatschappij tegen nalatige huurders te Breda, B. Zich te wenden tot de regeering met het „verzoek dat aan de gemeente een voorschot worde „verleend, aflosbaar in 50 annuiteiten een en ander „tot bedragen als sub 4 van dit besluit bedoeld."

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1912 | | pagina 472