474
December 1912.
hiertoe wel degelijk het recht heeft en dat aan hem
behoort de beoordeeling van alles, wat met deze
voorschot-aanvrage in verband staat. Spreker zal de
laatste zijn, om de praerogatieven van burgemeester
en wethouders aan te tasten, maar hij moet er toch
op wijzen, dat het de plicht is van den raad, om
nauwlettend toe te zien op de handelingen van het
dagelijksch bestuur en dat hij volkomen recht heeft,
om de overgelegde bouwplannen te becritiseeren.
Spreker zal dus tegen het voorstel stemmen. Niet,
om het ontwerp zelf, maar om de onthouding van
de bevoegdheid van den raad tot beoordeeling van
de bouwplannen. Het gaat toch niet aan, dat, waar
de raad het geld moet toestaan, deze niet zou mogen
treden in eene beoordeeling van de plannen, waar
voor de bijdrage strekt. Spreker hoopt dan ook, dat
zijne medeleden, in het belang der zaak, zijn voor
beeld zullen volgen.
De heer VAN HULTEN zegt, dat het hem ge
troffen heeft, dat zal worden voorgeschreven, in het
bestek de voor de gemeente geldende bepalingen
omtrent minimum-loon en maximum-arbeidsduur op
te nemen, waar die bepalingen niet meer in over
eenstemming zijn met den tegenwoordigen loon-
standaard. Bij particulieren zijn sommige loonen reeds
aanmerkelijk hooger, zoodat de werklieden er over
't algemeen niets aan zullen hebben. Spreker dringt
er daarom op aan, dat burgemeester en wethouders
spoedig rapport zullen uitbrengen op zijn voorstel,
om die bepalingen te herzien.
Wat het adres der huiseigenaren betreft, wijst
spreker erop, dat deze adressanten voor het meeren-
deel kleine kapitalisten zijn en dat hunne bewering
/onjuist is, als zou het particulier initiatief voldoende