daarbij ter vaststelling aanbiedende een ontwerp
verordening, regelende de benoeming enz. van de
ambtenaren bij den dienst der gasfabriek en der
waterleiding in deze gemeente.
De voorzitter stelt deze verordening aan de
orde.
De heer VAN HULTEN wijst er op, dat deze
verordening ook bevat eene wijziging van de ar
beidsvoorwaarden en acht het dus van belang, dat
in dit opzicht rekening wordt gehouden met de
betrokkenen zelf. Spreker vraagt, of de ambte
naren hieromtrent vooraf zijn gehoord. Wat de
salarisregeling betreft, deze vindt spreker heel mooi
en daarmede zullen de ambtenaren zeker wel te
vreden zijn, doch dit kan niet gezegd worden van
de overige bepalingen der verordening.
De voorzitter antwoordt hierop, dat over de
wijziging met de ambtenaren niet gesproken is.
Spreker heeft nooit gehoord van patroons, als zij
hunne ondergeschikten verhooging van salaris geven,
dat zij daarover vooraf met hen overleg zouden
plegen. Wel zou dit het geval kunnen zijn, als
het werk verzwaard werd. Spreker ziet ook niet
in, dat burgemeester en wethouders met de ambte
naren zouden moeten onderhandelen.
De heer VAN HULTEN betoogt, dat ieder werk
man toch eenig recht heeft van meespreken, als
het geldt de regeling zijner arbeidsvoorwaarden.
De voorzitter zegt, dat men hier te doen
heeft met eene gemeente en de verhouding tusschen
de overheid en hare ambtenaren heel wat anders
is, dan de verhouding tusschen een patroon en zijne
werklieden.
17 Februari 1912.
59