ik
16 Maart 1912.
Tegenwoordig de heeren J. LIJDSMAN, J. M.
INGENHOUSZ, J. G. OVERING, jhr. mr. A. REI
GERSMAN, J. J. L. TEYCHINÉ, J. C. J. VAN GASTEL,
A. A. A. MEEUWESEN, F. A. M. J. SMITS, mr.
W. INGENHOUSZ, A. P. SCHELTUS, W. G. H. ROM-
BOUTS, F. J. M. HEIJLAERTS, A. F. SMITS, A. C.
BOM, mr. P. M. J. E. BLOEMARTS, J. B. M. MERKEL-
BACH VAN ENKHUIZEN, J. A. H. VAN DEN
BRINK, W. J. SLECHTRIEM, L. J. STAAL en F.
C. J. VAN HULTEN.
Afwezig de heer J. R. Baron VAN KEPPEL.
Voorzitter de heer mr. E. P. VAN LANSCHOT,
burgemeester.
Secretaris de heer H. H. JONKERGOUW.
De voorzitter opent de vergadering en zegt,
dat de notulen van het verhandelde in de vergade
ringen van 27 Januari en 17 Februari 1912, over
eenkomstig het bepaalde bij artikel 8 van het
reglement van orde voor den gemeenteraad, ter
inzage voor de leden hebben gelegen en hun boven
dien in afdruk zijn toegezonden en vraagt, of iemand
der leden alsnog voorlezing daarvan verlangt of eenige
bemerkingen daartegen in het midden heeft te
brengen, allereerst wat betreft de notulen van 27
Januari 1912.