16 Maart 1912. 83 „Het ligt niet in onze bedoeling hierin eenige „verandering te brengen, doch nu en dan openbaren „zich toestanden, welke het noodzakelijk maken, om „aan gegronde klachten zoo spoedig mogelijk een „einde te kunnen maken. „Wij hebben hierbij voornamelijk op het oog zoo danige verzamelingen van faecaliën, welke in geenen- deele aan de meest bescheiden eisehen van hygiëne „voldoen en voor de omgeving hinderlijk en schade lijk zijn. „In overeenstemming met het door ons ingewonnen „advies der reinigingscommissie hebben wij de eer „U mitsdien ter vaststelling aan te bieden een ont werpbesluit tot opheffing der vrijstelling, bedoeld „in het derde lid van art. 72 der bouwverordening „en wel „a. voor het hebben van faecalientonnen en het „hebben van loozingen van faecalien op openbare „wateren of gemeente-riolen, met ingang van „1 Januari 1917 en „b. voor het hebben van alle andere inrichtingen, „met ingang van 1 Mei 1912, „een en ander, zooals in het ontwerp-besluit breeder „is omschreven. „De gezondheidscommissie, wier advies door ons „is ingewonnen, kan zich blijkens bijgaand bericht „geheel met den inhoud van het ontwerp-besluit „vereenigen." Het daarbij gevoegd ontwerp-besluit is van den volgenden inhoud „De raad der gemeente Breda „Overwegende, dat gebleken is de noodzakelijkheid „om ingeval van gegronde klachten de bevoegdheid „te hebben verbetering te brengen in bestaande

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1912 | | pagina 83