16 Maart 1912.
85
„bedoeld onder lo. hierboven, vaststellen op een in
„hun daartoe betrekkelijk besluit nader aan te
„geven tijdstip".
De voorzitter vraagt, of de raad zich met dit
voorstel kan vereenigen.
De heer Fr. SMITS vraagt, of aan burgemeester
en wethouders de bevoegdheid blijft toegekend, om
in bepaalde gevallen vrijstelling te verleenen, met
recht van beroep op den raad. Verder wenschte
spreker te vernemen, of de zoogenaamde overstorten
kunnen blijven bestaan, ten aanzien van welke in
richtingen de opheffing der vrijstelling van toepassing
wordt en hoe na 1 Januari 1917 zal worden ge
handeld ten opzichte van die inrichtingen, welke
rechtstreeks op de openbare wateren uitloozen.
De voorzitter antwoordt hierop, dat de be
voegdheid tot het maken van een overstort blijft
bestaan, mits zulks geschiedt met inachtneming van
de te stellen voorschriften. Met 1 Januari 1917
zullen de privaten, welke rechtstreeks op de open
bare wateren uitloopen, moeten vervallen. Door den
directeur der gemeente-reiniging is een lijst opge
maakt van de panden, waar zoodanige uitloozingen
bestaan. De eigenaars daarvan zullen tijdig worden
ingelicht met de opheffing van deze vrijstelling.
De opheffing van de overige vrijstellingen heeft
ten doel, om te kunnen ingrijpen in bestaande toe
standen, welke noodwendig verbetering behoeven.
Daartoe gaf o. a. aanleiding de omstandigheid, dat
in zeker pand een oude mestbak als beerput wordt
gebezigd en waartegen afdoende maatregelen niet
mogelijk bleken. Zoo kunnen ook andere toestanden
aan 't licht komen, die verbeterd moeten worden.