16 Maart 1912. 95 komt, kan het toch geen bezwaar opleveren, haar met bepaalde werkzaamheden te belasten. In den regel zal zij zijn een commissie van onderzoek. Blijkt nu uit het onderzoek over eene bepaalde zaak, dat voorziening niet noodig is, dan gebeurt er niets. Het komt spreker dan ook voor, dat het voort durend tegenwerken van alles, wat strekken kan tot verbetering van sociale toestanden, niet in het belang der gemeente is. Spreker doet een beroep op den goeden wil en het gezond verstand van den raad, om deze commissie tot stand te helpen brengen. De werklieden vragen reeds jaar en dag naar verbetering van sociale toestanden en spreker hoopt, dat men daar eindelijk eens naar zal luisteren. De heer MEEUWESEN acht de opmerking van den heer van Hulten, dat de werklieden reeds jaar en dag zouden aankloppen om verbetering van sociale toestanden, wel wat overdreven. Spreker is zelf lid van vele commissien, doch kan niet zeggen, dat hij van die klachten ooit veel gemerkt heeft. Toch voelt spreker veel voor eene commissie, als door den heer van Hulten wordt voorgesteld en het komt hem voor, dat burgemeester en wethouders zich daartegen niet hadden moeten verzetten. Spreker stelt zich de taak van die commissie zoodanig voor, dat, als burgemeester en wethouders over eenig onderwerp van sociaal aanbelang advies willen hebben, zij dit kunnen opdragen aan die commissie. Daardoor is men echter niet gebonden. Zij zou de taak van burgemeester en wethouders kunnen vergemakkelijken en allicht zou men een advies krijgen, dat steunt op een goeden basis en

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1912 | | pagina 95