102 5 April 1913.
De heer SASSEN vraagt, of het niet gewenscht
is, het oordeel te vragen van de rechtsgeleerde
commissie uit den raad. Het bezwaar van den heer
Bloemarts wordt door eene algemeene machtiging
niet opgeheven.
De voorzitter zegt, dat ook dan het verschil
van gevoelen wel zal blijven bestaan. Thans wordt
de zaak aan het oordeel van gedeputeerde staten
onderworpen.
Het voorstel van burgemeester en wethouders
wordt alsnu in stemming gebracht en aangenomen
met 17 tegen 3 stemmen.
Vóór stemden de heeren Lijdsman, J. M. Ingen-
Housz, Loomans, Teychiné, van Groenendael, van
Hulten, Fr. Smits, mr. W. IngenHousz, Scheltus,
Rombouts, Heijlaerts, A. F. Smits, Bom, Slechtriem,
Staal, Van Keppel en Merkelbach van Enkhuizen.
Tegen waren de heeren Reigersman, Sassen en
Bloemarts.
27. Schrijven van burgemeester en wethouders,
daarbij aanbiedende de ontwerp-voorwaarden tot ver
lenging van de concessie voor den paardentram
BredaMastbosch, luidende als volgt
„Wij hebben de eer u hierbij aan te bieden de
„ontwerp-voorwaarden, waaronder, naar onze meening,
„het verzoek van de tramwegmaatschappij Breda
„Mastbosch, om verlenging van concessie, kan worden
„toegestaan.
„Deze voorwaarden zijn het resultaat van de
„gehouden besprekingen door ons college met de
„tramcommissie en waarmede de directie van de