5 April 1913. 109 schrijven. De voorzitter zelf heeft herhaaldelijk erop gewezen, dat hare werkzaamheden zeer bemoeilijkt werden door de hangende kwestie ten aanzien van het electriciteits-vraagstuk. Bovendien moesten er ook onderhandelingen worden gevoerd. Het is toch niet noodig, dat dit alles in lijvige rapporten wordt samengevat. De commissie heeft gedaan, wat haar plicht was. Daarin moet de raad vertrouwen stellen. Het resultaat der onderhandelingen is geweest de totstandkoming van een contract, hetwelk thans aan het oordeel van den raad is voorgelegd en waar omtrent moet worden afgewacht, welke inlichtingen burgemeester en wethouders zullen geven, Als die inlichtingen onvoldoende zijn, kan men uitstel vragen. Ofwel, als burgemeester en wethouders geene in lichtingen zouden geven, dan had de heer van Hulten kunnen eindigen met eene motie, als waar mede hij thans begonnen is. De heer MERKELBACH VAN ENKHUIZEN acht het noodig, dat er eene voorafgaande bespreking in besloten vergadering plaats heeft. Er is niet bekend welke rechten, welke belangen of welke verplich tingen aan het voorstel verbonden zijn. Spreker wenscht ook wel eenige inlichtingen te vragen en stelt daarom voor, tot eene besloten zitting over te gaan. De heer VAN HULTEN meent er nog op te moeten wijzen, dat de raad in zoo'n kwestie niet om inlichtingen moest behoeven te vragen. Die inlichtingen hadden er moeten zijn. Thans kan men nergens meer inlichtingen krijgen en wordt de raad gedwongen eene beslissing te nemen. Overeenkomstig het voorstel van den heer MER-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1913 | | pagina 109