10 25 Januari 1913. 10. Adres van de heeren E. L. F. Bolomeij, directeur der Ginnekensche tramwegmaatschappij, J. II. Bouman, directeur der tramwegmaatschappij BredaMastbosch en F. J. H. van Wessem, administrateur der Zuid- Nederlandsche stoomtramwegmaatschappij, verzoe kende spoedig eene beslissing te willen nemen op de ingediende verzoeken om verlenging van concessie voor de bestaande paardentrams, welke concession op 31 December e.k. eindigen. De voorzittter stelt voor, dit adres eveneens te verzenden naar burgemeester en wethouders om prae-advies. De heer VAN HULTEN wenscht het adres aan te houden tot de volgende vergadering, ten einde burgemeester en wethouders in de gelegenheid te stellen van advies te dienen. De zaak eischt dringend eene spoedige afdoening. De voorzitter kan geene toezegging doen, dat het advies reeds in de volgende vergadering kan gegeven worden. Bovendien is het adres niet juist. Alleen is bij de commissie voor de tramzaken een schrijven ingekomen van de tramwegmaatschappij BredaMastbosch om verlenging van concessie. De heer VAN HULTEN herinnert er aan, dat de tramcommissie al zoolang bestaat, maar tot dusver niets van zich liet hooren. De voorzitter zegt, dat nog steeds gewacht wordt op de beslissing van de provincie in zake de electrische centrale. Eerst was er sprake van, dat die beslissing in de najaarszitting zou zijn gevallen. Thans heeft spreker vernomen, dat binnen 2 3

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1913 | | pagina 10