126 17 Mei 1913. De heer A. F. SMITS heeft zich afgevraagd, of het wel noodig is, deze vacatures aan te vullen, wijl hij vermeent, dat haar werk toch geen resultaat kan hebben. Spreker vindt het jammer, dat het lid der commissie, de heer van Keppel, niet ter vergadering aanwezig is, om daaromtrent nadere inlichtingen te geven. Steeds heeft spreker hooren beweren, dat er in Drecla hoegenaamd geene gelegenheid is, om eene behoorlijke zweminrichting op te richten. De heer VAN HULTEN heeft altijd gehoord, dat de commissie niet bij elkander te brengen was. In dien er andere commissieleden worden benoemd, mits voorstanders van eene zweminrichting, is spreker van meening, dat er wel iets tot stand gebracht zal kunnen worden, en dat er wel eene plaats zal te vinden zijn, waar zoodanige inrichting kan opgericht worden. De heer SASSEN zou het ook verstandig vinden, om de commissie maar op te doeken. Spreker meent, dat een dergelijk voorstel tot oprichting eener bad en zweminrichting van burgemeester en wethouders zou dienen uit te gaan. Indertijd is de commissie in het leven geroepen, naar aanleiding eener vraag bij de behandeling der gemeente-begrooting gedaan. Ook spreker is van oordeel, dat er in Breda geene ge legenheid is te vinden voor het oprichten van zoo danige inrichting. Eerder zou het mogelijk zijn van Breda eene zeehaven te maken. De voorzitter is het niet met den heer Sassen eens, en gelooft, dat de commissie wel iets zou kunnen doen. Er is hier inderdaad groote behoefte aan eene behoorlijke bad- en zweminrichting. De leer lingen der Koninklijke Militaire Academie leeren van alles, behalve zwemmen. En toch is het nuttig,

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1913 | | pagina 126