140
17 Mei 1913.
Bij dit adres is gevoegd een voorstel van burge
meester en wethouders, strekkende om het verzoek
in te willigen voor den duur, nader door burgemeester
en wethouders te bepalen en onder zoodanige voor
waarden, als dat college in het belang der gemeente
zal noodig oordeelen.
Niemand der leden hiertegen eenige be
denking hebbende, wordt dienovereenkom
stig besloten.
32. Schrijven van burgemeester en wethouders,
daarbij, in verband met de aanneming door de Tweede
Kamer van de beide wetsontwerpen tot regeling van
de pensioenen der gemeente-ambtenaren en van hunne
weduwen en weezen, verzoekende, hen het noodige
crediet toe te staan, ten einde een onderzoek te doen
instellen naar de financieele gevolgen, welke eene
eventueele opheffing van het gemeentelijk pensioen
fonds en de inkoop van de tegenwoordige ambtenaren
in het rijksfonds zal tengevolge zal hebben.
De voorzitter, dit voorstel toelichtende, wijst
er op, dat een uitgebreid onderzoek zal moeten plaats
hebben en nauwkeurig zal moeten worden nagegaan,
welke financieele gevolgen daaraan voor de gemeente
verbonden zijn, ook mede in verband met de aan
neming van het amendement-de Geer. Burgemeester
en wethouders hebben echter nog geen deskundige
op het oog.
De heer VAN HULTEN vraagt, of de vereeniging
van Nederlandsche gemeenten een dergelijke taak
niet kan volbrengen.
De voorzitter antwoordt hierop ontkennend,
omdat niet iedere gemeente in dezelfde omstandig-