17 Mei 1913.
147
hij de zaak wel uitvoerbaar. Spreker wil niet be
weren, dat de film, waarvan eene afbeelding was
tentoongesteld, onzedelijk was, maar in ieder geval
werkt zij toch slecht op het gemoed der kinderen.
Dat de burgemeester niet de taak der ouders be
hoeft over te nemen, is in zooverre juist, zoolang
de kinderen onder het toezicht der ouders staan,
doch het wordt anders, als zij aan het toezicht der
ouders onttrokken zijn en alleen de stad ingaan.
De voorzitter zegt, dat de burgemeester toch
bezwaarlijk als stadskindermeid kan fungeeren. In-
tusschen is spreker het eens met den heer van
Hulten, dat er paal en perk gesteld dient te worden
aan de bioscoopvertooningen, doch de samenstelling
eener goede verordening is hoogst moeielijk.
De heer ROMBOUTS herinnert er aan, dat eenigen
tijd geleden eene aanvraag is ingekomen voor de
oprichting eener openbare leeszaal. Even moeilijk als
het is eene commissie te vinden, aan wie men met
vertrouwen het toezicht op eene dergelijke inrichting
kan opdragen, even moeielijk is het, eene verordening
te maken op de bioscoop-vertooningen. Daarom is
spreker tegen de openbare leeszalen.
Als er films vertoond worden, die eene onzedelijke
of zenuwprikkelende strekking hebben, valt die ver
tooning onder de zedelij kheidswet en is dan wel dege
lijk vervolgbaar. De politie moet dan proces-verbaal
opmaken.
Spreker acht eene bioscoop alleen dan goed, als
eene particuliere commissie, waarin algemeen ver
trouwen kan worden gesteld, zich met het contro
leeren der films zou willen belasten. In die richting
moet gewerkt worden.