14 25 Januari 1913. 17. Schrijven van burgemeester en wethouders, verzoekende te willen overgaan tot de benoeming van vier leden der commissie van bijstand in het beheer en het toezicht op de bank van leening, luidende dit schrijven als volgt „Volgens art. 2 van het in Uwe vergadering van „21 December 1912 vastgesteld reglement voor de „bank van leening, worden burgemeester en wet houders in het beheer en toezicht op den dienst „der bank bijgestaan door eene vaste commissie, „bestaande uit een voorzitter en vier leden. „De leden dier commissie moeten door den raad „uit zijn midden worden benoemd, (art. 54, 2;! en lid, der gemeentewet.) „Voorzitter is de burgemeester of één der wet houders, die als zoodanig door ons college behoort „te worden aangewezen. „Nu voormeld reglement eerlang in werking zal „treden, hebben wij de eer U voor te stellen, aan „de tegenwoordige commissieleden, zijnde de heeren „H. H. van Mierlo, J. M. IngenHousz. mr. H. E. van „IJsendijk en mr. "VV. Ingenhousz, eervol ontslag te „verleenen, ingaande met den dag, waarop de nieuw „te benoemen commissieleden hunne functie zullen „aanvaarden en onder dankbetuiging voor de goede „diensten door hen in die betrekking aan de gemeente „Breda bewezen. „Tevens noodigen wij U uit, alsnu vier leden uit „Uw midden te willen aanwijzen, die met den door „ons aan te wijzen voorzitter, de commissie van „bijstand in het beheer en toezicht op de bank van „leening zullen uitmaken. „Wij wenschen hierbij onder Uwe aandacht te „brengen, dat de bank van leening thans niet meer „is, zooals vroeger, eene afzonderlijke instelling, maar

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1913 | | pagina 14