21 Juni 1913.
159
Inmiddels is er spreker nog niet achter kunnen
komen, wat voor inlichtingen op die bijeenkomst
zullen worden verstrekt. Er kunnen technische
kwesties behandeld worden, maar de zaak kan even
goed van den financieelen en juridischen kant worden
bezien.
De heer VAN HULTEN wil niet op eene andere
aanwijzing van commissieleden aandringen, als bur
gemeester en wethouders meenen, dat de voorge
stelde commissie voldoende is. Spreker blijft echter
bij zijn tweede voorstel, om van het verhandelde
een schriftelijk verslag uit te brengen.
De voorzitter zegt, dat daartegen ernstig be
zwaar bestaat. Alleen burgemeester en wethouders
zijn door gedeputeerde staten uitgenoodigd met de
mededeeling evenwel, dat zij zich ook andere leden
van den raad kunnen assumeeren. Om daaraan tege
moet te komen, wenschen burgemeester en wet
houders, dat die bijeenkomst ook nog door enkele
andere leden van den raad zal worden bijgewoond.
De heer VAN HULTEN denkt zich het geval,
dat burgemeester en wethouders niet, maar de
meerderheid van den raad wel op het voorstel van
de provincie zou willen ingaan. Waar moeten die
leden dan hun licht opsteken?
De voorzitter wijst erop, dat burgemeester en
wethouders dan toch hunne bezwaren aan den raad
zullen moeten toelichten. Het spreekt intusschen
vanzelf, dat burgemeester en wethouders den raad
zooveel mogelijk mondeling van de zaak op de hoogte
zullen houden. Op de eerste plaats moet echter
worden afgewacht, wat in den Bosch zal worden
medegedeeld.