162 21 Juni 1913. „van beheer de geldelijke belangen der gemeente „onschatbare diensten heeft bewezen hetgeen o.a. „blijkt uit het feit, dat in de rij harer zusteren, „welke bij vergelijking met haar daarvoor in aan merking komen, onze gemeente de eenige in het „land is, welke niet een zeer aanzienlijk bedrag voor „den reinigingsdienst heeft behoeven te putten uit „andere ontvangsten dan die welke de dienst zelf „heeft opgeleverd. Tegen den vorm, waaronder de „reinigings-commissie de toelage wil toekennen, be- staat bij ons de bedenking, dat er voor een bepaald „persoon als 't ware eene betrekking gecreëerd wordt. „Toch willen wij nog wel blijven profiteeren van de „ervaring van den heer Berndes voor zoover hij „die ten nutte der gemeente kan doen strekken. „Dit nu kan o.i. geschieden door aan de toekenning „der jaarlijksche toelage de voorwaarde te verbinden, „dat hij verplicht is gevolg te geven aan de opdrach ten, welke hem met betrekking tot den dienst door „ons college in overleg met de reinigingscommissie „worden verstrekt. Die opdrachten kunnen dan zijn „van algemeenen of van bijzonderen aard al naarge lang der omstandigheden. „Wij hebben de eer U voor te stellen in dezen „geest te besluiten, het bedrag der jaarlijksche toe- „lage te bepalen op f 250,betaalbaar per kwartaal „bij vooruitbetaling en gerekend te zijn ingegaan op „1 Januari 1913." De voorzitter stelt namens burgemeester en wethouders voor, het tijdstip van ingang te bepalen op 1 April, in plaats van op 1 Januari, op grond, dat de heer Berndes de eerste drie maanden van dit jaar nog als tijdelijk directeur heeft gefungeerd en als zoodanig ook salaris heeft genoten.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1913 | | pagina 162