21 Juni 1913. 163 De heer VAN HULTEN vindt het voorstel van burgemeester en wethouders geen ideaal voorstel. De heer Berndes heeft gedurende zijn diensttijd onschatbare diensten aan de gemeente bewezen en op grond daarvan wil men hem een toeslag geven op zijn pensioen. Maar dan zou spreker dat zonder eenige voorwaarden willen doen, waarvan, naar hij meent, wel een precedent bestaat. Indien de heer Berndes als bedrijfsadviseur wordt aangesteld, dan zou daaruit wel eens eene minder goede verhouding kunnen ontstaan tusschen den vroegeren en den tegenwoordigen directeur. De voorzitter zegt, dat het geenszins de be doeling is van burgemeester en wethouders, om den heer Berndes als adviseur aan de gemeente-reiniging te verbinden. In dat opzicht wijkt het voorstel af, van hetgeen door de reinigings-commissie in over weging wordt gegeven. De bedoeling is alleen, om in gevallen, als de tegenwoordige directeur met verlof is, of om andere redenen verhinderd is zijn dien t waar te nemen, van de diensten van den heer Berndes te kunnen profiteeren en ook in bijzondere gevallen, wanneer dit nuttig of wenschelijk wordt geacht. Indertijd is dit ook voor den heer Blaeser aldus bepaald. Zonder verdere bedenking wordt alsnu besloten overeenkomstig het voorstel van burgemeester en wethouders. 23. Door den heer VAN GROENENDAEL wordt namens de commissie, belast geweest met het nazien der rekeningen van de gasfabriek en waterleiding over het jaar 1912, gerapporteerd, dat zij die reke ningen met de daarbij overgelegde bescheiden heeft

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1913 | | pagina 163