21 Juni 1913.
165
B. „De raad der gemeente Breda;
„Gezien de rekeningen der waterleiding over het
„dienstjaar 1912, met de daarbij behoorende be
scheiden;
„Gehoord het verslag der commissie, welke die
„rekeningen heeft onderzocht;
„Gelet op de artt. 2832 der verordening op
„het beheer van de gasfabriek en de waterleiding
„(gemeenteblad nr. 195);
„besluit:
„le. die rekeningen vast te stellen als volgt:
„de gewone ontvangsten der be-
„drijfsrekening op f 67294,66°
„de gewone uitgaven der bedrijfs-
„rekening op - 50859,74
„de buitengewone uitgaven der be-
drijfsrekening op. .- 6457,47
„de winst- en verliesrekening op. - 62168,52°
„met eene netto winst van
„f 16434,925
„de balans in actief en passief op - 465831,75
„2e. te bepalen, dat van de netto winst ad
„f 16434,926 een bedrag van f 6434,925 zal wor-
„den gestort in de gemeentekas ten bate van de
„gewone inkomsten der gemeente en dat het restant
„ad f 10000,(waarin begrepen f 1331,34, als op-
„brengst van oud materiaal) in het reservefonds
„van het bedrijf zal worden gestort.
„3e. te bepalen, dat de nog ongedekte kosten
„van uitbreiding ad f 5297,935, vermeld in de
„rekening, zullen worden bestreden uit de opbrengst
„eener geldleening."
De voorzitter herinnert eraan, dat volgens
deze ontwerp-besluiten van de winst der gasfabriek