26 Juli 1913. 191 hebbende, wordt de vergadering voor eenige oogen- blikken geschorst. Het onderzoek afgeloopen zijnde en na heropening der vergadering, rapporteert de commissie bij monde van den heer Reigersman, dat de overgelegde ge loofsbrieven met de daarbij behoorende stukken alle in orde zijn bevonden, zoodat wordt voorgesteld tot toelating van genoemde heeren te besluiten. De voorzitter vraagt, of iemand der leden hierover het woord verlangt. Dit niet het geval zijnde, dankt de voorzitter de commissie voor het gehouden onderzoek en uit gebracht rapport en stelt voor, overeenkomstig de conclusie daarvan de heeren W. J. H. Feber, J. B. M. Merkelbach van Enkhuizen, A. J. M. van Iersel, A. van Bavel en A. C. Bom voornoemd, toe te laten als leden van den raad. Zonder hoofdelijke stemming wordt dien overeenkomstig besloten, zullende van dit besluit worden kennis gegeven aan de gedeputeerde staten dezer provincie en de toegelatenen, en laatstgenoemden tegen den eersten Dinsdag van September worden opgeroepen, om te worden beëedigd en zitting te nemen. Niet tot dit besluit is medegewerkt door eenig lid, voor zoover het hem persoonlijk aanging. 15. Schrijven van burgemeester en wethouders, daarbij ter vaststelling aanbiedende een ontwerp besluit tot af- en overschrijving op gewone uitgaaf posten der gemeente-begrooting voor 1912, waarbij

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1913 | | pagina 191