26 Juli 1913.
193
„som, die tot grondslag strekte voor het verleenen
„van pensioen als hoofd eener o. 1. school en voor
„de daarvoor te betalen bijdragen. Ten einde nu aan
„genoemd schoolhoofd uitzicht te geven, dat het
„nadeel, hetwelk uit de splitsing zijner wedde zou
„kunnen voortvloeien voor zijn pensioen en ook voor
„het eventueele pensioen voor weduwen en weezen,
„zou worden vergoed, werd, op aandrang van Gede
buteerde Staten, het raadsbesluit van 14 Maart
„1903 vastgesteld (zie gedrukte notulen 1903, pag. 67.)
„Het blijkt dus, dat de bedoeling was te garan-
„deeren, dat door de gemeente zou worden vergoed
„een eventueel nadeel, dat voor de betrokkenen kon
„ontstaan door een f 150,lageren pensioens
grondslag.
„Wij hebben ons gewend tot den directeur van
„het pensioenfonds voor weduwen en weezen van
„burgerlijke ambtenaren, met verzoek te worden
„ingelicht, welken invloed het op het toe te kennen
„weduwen- en weezenpensioen zou hebben gehad,
„wanneer de pensioensgrondslag van wijlen den heer
„de Bie als hoofd eener o. 1. school f 150,hooger
„geweest ware. Uit het daarop ontvangen schrijven
ter kennisneming hierbij overgelegd blijkt, dat
„het pensioen in het gestelde geval toch niet hooger
„zoude zijn. Voor de berekening van het weduwen-
„en weezenpensioen komt geen hooger bedrag aan
„pensioensgrondslagen dan f 2400,in aanmerking.
„De grondslagen van wijlen den heer de Bie over
schreden deze som en alzoo zal het maximum pen
sioen worden toegekend.
„Waar dus in den zin van het genoemde raads
besluit geen nadeel wordt geleden, zal op het ver
soek afwijzend moeten worden beschikt, waartoe
„wij bij deze adviseeren."