26 Juli 1913. 201 genomen, doch daaruit is spreker niet wijzer kunnen worden. Daarop heeft hij zich gewend tot den rent meester van het gesticht, die hem welwillend enkele gegevens heeft verschaft. Door het betoog van den heer IngenHousz is spreker niet overtuigd, dat het voorstel tot verhooging gemotiveerd is. Gezien, wat de broeders krijgen, is een bedrag van f 80,niet veel, om zich in het oude-mannenhuis te kunnen inkoopen. Toch is het bedrag van f 40,voor velen hoog genoeg, vooral als men nagaat, dat die inkoopsom veelal moet bijeengebracht worden door gehuwde kinderen, die zelf niets kunnen missen, of door de timmerlieden-vereeniging „Orde en Matig heid" en/ion St. JoGophkring» die bepalingen in hun reglement hebben, dat leden dier vereeniging een bedrag van f 40,ontvangen, om zich in het oude mannenhuis te kunnen inkoopen. Dat een fonds moet worden gesticht in het belang van de inrichting, maar ten koste van de verpleegden, acht spreker verkeerd. De heer J. M. INGENHOUSZ vraagt, op welke wijze men dan aan het geld zal moeten komen, als het inkoomgeld der ouden van dagen niet verhoogd wordt. Als de toestand blijft voortduren, zooals die thans bestaat, zullen spoedig geen broeders meer kunnen opgenomen worden. Bij de gemeente zal men niet kunnen aankloppen en een fonds voor vernieuwing is er niet. Spreker betreurt het zeer, dat het inkoomgeld niet lager kan worden gesteld, doch de noodzakelijkheid dwingt er toe. Niemand der leden tegen de overige artikelen nog eenige bedenking hebbende, wordt het ontwerp-reglement zonder hoof-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1913 | | pagina 201