26 Juli 1913. 203 „Dit recht geldt alleen voor het geval, dat ook „de concessie, verleend aan de tramwegmaatschappij „BredaMastbosch, wordt opgezegd tegen denzelfden „datum als die van de hierbij bedoelde concessionarisse. c. „De concessionarisse wordt ontheven van de „verplichting, omschreven in art. 19, 2e lid der thans „geldende concessie-voorwaarden, om, na voor hare „kosten den onderbouw te hebben opgeruimd, alles „in den vorigen toestand terug te brengen, voor wat „betreft die gedeelten van straten enz., waar even tueel eene nieuwe tramlijn zal worden aangelegd. „Daarentegen is zij verplicht, om bij het eindigen „der concessie of het staken der exploitatie aan de „gemeente Breda of aan een door deze aan te wijzen „concessionaris toe te staan het vrij gebruik der „tramlijnen binnen de gemeente Breda en wel tot „op het tijdstip, te bepalen door Burgemeester en „Wethouders dier gemeente, doch uiterlijk tot 1 „Januari 1921. Niemand der leden hiertegen eenige be denking te kennen gevende, wordt het on- derwerpelijke voorstel goedgekeurd. 26. Schrijven van burgemeester en wethouders, daarbij machtiging verzoekende tot verharding van den Nassausingel vanaf de strafgevangenis tot de b. „De gemeente heeft het recht de concessie „na 1 Januari 1915 te allen tijde te doen eindigen, „mits daarvan ten minste zes maanden te voren „schriftelijk kennis gevende aan de concessionarisse. d. „Onverminderd het bepaalde bij art. 15, vijfde „lid, der tegenwoordige concessie-voorwaarden is de „concessionarisse verplicht vóór den 1 October 1913 „haar materieel ten genoegen van Burgemeester en „Wethouders in goeden staat te brengen."

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1913 | | pagina 203