„vóór bedoeld tijdstip eene andere ernstige concessie aanvrage zou inkomen. „Bij Uw besluit van 24 Mei 1912 werd om prae- „advies in onze handen gesteld het hierbij teruggaand „adres van den heer van Marle voornoemd, waarin „hij verzocht de toegezegde bijdrage ad f 1000, „voor de hiervoorbedoelde stoomtramlijnen te ver- „hoogen tot f 2000,alsmede, om zijn aanvrage om „verhooging van provinciaal subsidie bij de Staten te „ondersteunen. „Op deze laatste aanvrage is door de Staten dezer „provincie in hunne jongste zomerzitting afwijzend „beschikt en, mede op grond van dit besluit, hebben „ook wij geen termen kunnen vinden, U een voorstel „te doen tot verhooging van de door de gemeente „toegezegde bijdrage. „Wat het eerste verzoek aangaat, betreuren wij „het, dat de concessionaris er tot dusver niet in „geslaagd is aan de gewenschte stoomtram verbinding „een begin van uitvoering te geven, niettegenstaande „de concessie reeds van 1907 af bestaat, en het „valt zeer te betwijfelen, of adressant, niettegen staande zijn ernstig streven, daartoe in de naaste „toekomst wel zal kunnen geraken. „Wij zijn gaarne bereid elke nieuwe concessie aanvrage, mits met den noodigen ernst opgezet, „in gunstige overweging te nemen, doch wij kunnen „geene vrijheid vinden, U andermaal een voorstel •„te doen tot verlenging van de bestaande concessie, „omdat daardoor de mogelijkheid niet is uitgesloten, „dat zij andere ernstige aanvragen terughoudt. „Wij hebben de eer U derhalve voor te stellen, „op het adres om verlenging van concessie afwijzend „te beschikken en de aanvrage om verhooging van de „toegezegde bijdrage voor kennisgeving aan te nemen." 20 25 Januari 1918.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1913 | | pagina 20