16 Augustus 1913. „hare ingezetenen in een onhoudbare positie met „betrekking tot deze monopolistische bedrijven. „b. ook al verbindt de gemeente zich voor een „betrekkelijk klein aantal jaren tot aansluiting dan „is zij toch voor goed aan de provinciale centrale „verbonden, omdat haar hoofdkabelnet bij stichting „eener eigen centrale van onvoldoende capaciteit is „en zij zeer waarschijnlijk voor een districts-centrale „geen concessie meer zal kunnen verkrijgen, daar „zulks zou voeren tot ontwrichting van het provin ciale electrisch bedrijf. „c. de gemeente verliest bij aansluiting hare „vrijheid geheel en alzij wordt aan handen en „voeten gebonden en is geen baas meer in eigen huis. „d. het risico van het geheele bedrijf (welk risico „toch even als bij elke andere onderneming, onver schillig van welken aard, ook hier aanwezig is) „drukt bijna geheel op de groote gemeenten. „e. onpartijdige voorlichting voor de gemeenten „heeft tot heden geheel ontbroken, de critiek op den „opzet der zaak en op de berekeningen, waarop zij „werd gebaseerd, is niet aan het woord geweest. f. „zoolang niet zijn vastgesteld de statuten van „de naamlooze vennootschap, verbindt men zich bij „aansluiting tot iets, waarvan men de gevolgen niet „kan overzien. „Het zal wel geen nader betoog behoeven, dat „wij in de gegeven omstandigheden niet anders „kunnen en mogen doen dan U voorstellen om te „besluiten aan de gedeputeerde staten te berichten, „dat deze gemeente zich vooralsnog niet wenscht te „verbinden tot aansluiting bij een eventueel op te „richten provinciale electrische centrale. „Een dergelijk negatief besluit brengt de zaak zelf, „de electriciteitsvoorziening in onze gemeente, echter 226

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1913 | | pagina 226