16 Augustus 1913.
„provinciaal bestuur eene dergelijke concessie voor
„Noord-Brabant bereids is aangevraagd, komt het
„ons wenschelijk voor, dat deze beschikking op die
„aanvraag hangende het onderzoek van het vraag
stuk in deze en in andere groote gemeenten worde
„verdaagd, totdat de besturen dier gemeenten met
„inbegrip van Eindhoven, dat concessie heeft voor
„verschillende aangrenzende gemeenten, daarover
„zullen zijn gehoord. Op dezen grond verzoeken wij
„U tevens ons te machtigen te requestreeren en
„al het noodige te verrichten ook in samenwerking
„met andere gemeenten om het daarheen te leiden.
„Ter kennisneming leggen wij hierbijover een exem
plaar van de Provinciale Noordbrabantsche en 's-Her-
„togenbossche Courant en een exemplaar van het
„Noordbrabantsch Dagblad „Het Huisgezin", waarin
„is opgenomen het verslag eener zitting van den
„gemeenteraad te 's-Hertogenbosch, waarin de onder-
„werpelijke zaak voor die gemeente is behandeld."
Het daarbij gevoegd verslag van de conferentie
gehouden ten provinciehuize te 's-Hertogenbosch op
5 Juli 1913 door eene commissie uit het provinciaal
bestuur en het gemeentebestuur van Breda, is van
den volgenden inhoud
„Van de zijde van het provinciaal bestuur werd
„de conferentie bijgewoond door den heer Commis
saris der Koningin als voorzitter der vergadering,
„de heeren Bressers en mr. Van Dam, leden van
„gedeputeerde staten, benevens de heeren Dr. van
„Loon en van Rijckevorsel, leden van de provin-
„ciale staten, bijgestaan door de heeren Prof. van
„Swaaij en Wagenaar, respectievelijk electrotech-
„nisch adviseur der provincie en griffier der staten.
„Het gemeentebestuur was vertegenwoordigd door
„de heeren mr. E. P. van Lanschot, burgemeester,
228