230 16 Augustus 1913. „zeven jaren in bedrijf zal zijn geweest, zullen dalen. „Op eene nadere vraag hoeveel de stroomprijs zal „bedragen b.v.b. in eene kleine en hoeveel in eene „groote gemeente werd geen bepaald antwoord „gegeven doch opgemerkt, dat die prijs afhankelijk „is van het maximum-verbruikcijfers of voorbeel den werden daarbij niet genoemd. „Na uiteengezet te hebben, dat de provincie geen „risico bij de onderneming loopt omdat zij zich voor „alles verzekert de rente van het benoodigd kapitaal „en de afschrijving voor schulddelging terwijl de „kleine gemeenten evenmin risico hebben, omdat zij „electrischen stroom binnen hun gebied zullen ver krijgen tegen lagen prijs en er daar niets te ver- kalen valt, vraagt de burgemeester wie bij deze „onderneming het risico, dat hier als overal elders „toch aanwezig is, dan wel draagt. „Alle redeneering als antwoord op deze vraag was „opmerkelijk ontwijkend. In den breede werd betoogd, „dat de aansluiting van de kleine gemeenten voor „de groote gemeenten geen nadeel medebrengt, dat „in tegendeel de verkoop in kleine gemeenten den „zelfkostprijs van den stroom vermindert, dat die „verkoop eene compensatie oplevert in den vorm „van hoogere opbrengst in vergelijking met de op- „brengst van den verkoop aan de groot-industrie, „waaraan tegen zeer lagen prijs moet worden ge keverd, en dat het zelfs voordeelig kan zijn voor „het bedrijf om aan de groot-industrie te leveren „beneden den zelfkostprijs. Met dit alles werd echter „niet alleen geen resoluut maar zelfs geen vaag „antwoord op de vraag verkregen. „De burgemeester merkte vervolgens op, dat het „vraagstuk gewichtige financieele belangen der ge- „meente raakt omdat nu eenmaal als een feit te

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1913 | | pagina 230