noeming van een deskundige, wiens rapport zal dienen tot voorlichting van den raad bij eene definitieve beslissing over de electriciteitskwestie, gevoel ik toch geen bevrediging over de stukken die thans voorliggen. Vooreerst is in het verslag door burgemeester en wethouders uitgebracht over de conferentie met het Provinciaal Bestuur, niets wat lijkt op eene in lichting. Er wordt voordurend gesproken van vaag heid, onvoldoendheid en onzekerheid in de antwoorden vanwege het Provinciaal Bestuur op de vragen van Breda gegeven. Zeer naar waarheid wordt dan ook in het verslag gezegd dat we er niet wijzer op zijn geworden. In het algemeen maakt het verslag van burgemeester en wethouders op mij den indruk, niet onpartijdig genoeg te zijn, maar kan ik zelfs niet ontkomen aan den indruk dat hier tegeninge- nomenheid ten opzichte der Provinciale Centrale aan het woord is. In den meest letterlijken zin, is èn in het ver slag der conferentie, èn in het voorstel van burge meester en wethouders, geen woord te vinden wat maar eenigszins lijkt op waardeering voor hetgeen door de Provincie wordt geboden. De oorzaak van deze tegeningenomenheid zoek ik voor een belangrijk deel in het zich plaatsen op een verkeerd standpunt. Dat is, het zich plaatsen op het standpunt van het Bredasche plaatselijk belang in den engsten zin, dat is het egoisme. Zou dit het goede standpunt zijn, waarop Breda zich moet en mag plaatsen, dan is er weinig in te brengen tegen de beide stukken zooals ze nu aan den raad zijn aangeboden. Maar wil men innemen het breede standpunt en bewandelen den loyalen weg naar behartiging van het algemeen belang, zonder de belangen der gemeente uit het oog te 234 16 Augustus 1913.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1913 | | pagina 234