ikj-
16 Augustus 1913. 237
Alleen oog hebben voor het uitsluitend plaatselijk
belang, kan door de bijzondere ligging onzer gemeente
ten opzichte onzer buren, noodlottig worden. Stel
het meer dan waarschijnlijk geval, dat de naburige
gemeenten aansluiten, de gemeente Princenhage
besloot reeds daartoe. Dan zal vooreerst Breda met
een eigen centrale niet naar buiten mogen leveren
en met een klein gebied en klein aantal verbruikers
geisoleerd worden.
Dan komt de vraag of men met stroomverkoop
kan concurreeren met de Provincie. Indien dit niet
het geval zou zijn, loopt men gevaar dat de meer
en meer opkomende industrie in onze gemeente
zich naar buiten verplaatst en ook bewoners mee
neemt, wier plaats niet wordt aangevuld.
Deze bewoners maken de buur-gemeenten sterker
om zich op hunne beurt te kunnen verzetten tegen
eene eventueele voor hen schadelijke politiek door
Breda te ondernemen, evenals Breda zich nu sterk
wil maken tegen vermeende aanslagen der provincie.
Dat is de logische consekwentie van het egoisme
van Breda, maar dan toegepast door anderen tegen ons.
Men kan het zooveel betreuren als men wil, maar
Breda is nu eenmaal afhankelijk, voor wat zijne
welvaart betreft, van de onmiddellijke en middellijke
omgeving. Mede te werken aan die welvaart der
omgeving, is mede werken aan de welvaart van
Breda. Moet daarom een offer gebracht worden, dan
brenge men dat. Men is eenvoudig practisch niet
vrij meer dit na te laten, op straffe anders zich
zei ven te treffen.
In de stukken wordt naar de gemeenteraadszitting
in den Bosch verwezen. Met het oog op het groote
verschil in ligging en omgeving, kan een beroep op
en eene vergelijking met die plaats niet dienen.