16 Augustus 1913. In het voorstel om deze benoeming en deze regeling aan burgemeester en wethouders over te laten, zie ik weer een poging om aan den raad te ontnemen, wat bij den raad behoort. Vertrouwen of wantrouwen heeft hier niets mee te maken. Ik wensch eenvoudig mijn recht in dezen niet prijs te geven en mijne verantwoordelijkheid niet over te dragen. Wij dragen de geheele verantwoordelijkheid en moeten dus het geheel kunnen overzien. Anders komen burgemeester en wethouders evenals bij de tramkwestie, weer bij monde van den voor zitter met de verklaring, dat het advies is gericht aan burgemeester en wethouders. En waar men zelf, blijkens het verslag der conferentie bij het Provinciaal bestuur op publicatie van een geheim rapport heeft aangedrongen, kome men nu zelf bij den raad met alle stukken. De raad heeft daar recht op en de kwestie is hoog ernstig. Wij staan voor eene beslis sing die Breda voor een menschenleeftijd bindt. Ten slotte stel ik voor: 1. aan het Provinciaal Bestuur nog niets over deze zaak te berichten. Dat is in den Bosch ook niet gedaan; 2. de benoeming van een deskundige door den raad te doen geschieden op aanbeveling van burge meester en wethouders en te benoemen in de ver gadering die volgens de wet over 14 dagen moet gehouden worden 3. de opdracht aan den deskundige te doen geven door den raad, op voorstel van burgemeester en wethouders 4. blanco crediet daarvoor en de machtiging voor concessie-aanvrage volgens voorstel van burge meester en wethouders te verleenen. 239

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1913 | | pagina 239