16 Augustus 1913.
241
uitgang beteekenen. Waar de zaak zóó staat, rest
alleen de allesbeheerschende vraaghoe kan Breda
zich het voordeeligst van electriciteit voorzien
Volgens het verslag, mijnheer de voorzitter, heeft
U ter conferentie gezegd, dat de provincie geen
risico bij de onderneming loopt, omdat zij zich voor
alles verzekert de rente van het benoodigd kapitaal
en de afschrijving voor schulddelging enz., terwijl
U daarna de vraag stelde, wie bij deze onderneming
het risico draagt. En dan volgt„alle redeneering als
antwoord op deze vraag was opmerkelijk ontwijkend".
Mijnheer de voorzitter, tegen deze laatste zinsnede
moet ik beslist opkomen. Integendeel, de adviseur
der provincie, prof. Van Swaaij, heeft geantwoord
en dit werd door den Commissaris der Koningin
bevestigd, dat de provincie in geen geval haar
prijzen zal verhoogen, hetgeen trouwens niet zou
kunnen, wijl daarop als maximumprijzen
met de gemeenten wordt gecontracteerd, zoodat, in
dien de provincie voortdurend verliezen zoude lijden
krachtens het gecontracteerde tarief, zij alleen die
verliezen zou moeten blijven dragen. Het risico drukt
dus uitsluitend op de provincie en in het boekwerk
„Electriciteitsvoorziening van de provincie Noord-
Brabant" wordt op bladzijden 33 en 34 duidelijk
gemaakt, dat mogelijkheid tot groot verlies aan
vankelijk niet geheel is uitgesloten, omdat het tarief
het goedkoopste is dat, waar ook, bij eene geweste
lijke centrale in Nederland bestaat.
Kan dat verlies in de volgende jaren niet inge
haald worden, dan moet de provincie het lijden. De
provincie draagt dus wel risico, omdat zij dit in het
algemeen provinciaal belang noodzakelijk heeft geacht.
Waar het verslag vermeldt, dat er (bij het pro
vinciaal bestuur) ter conferentie „geneigdheid bestond