16 Augustus 1913. 243 wat een verschil maakt van niet minder dan f 7500,waarbij nog komt het verschil wegens het aantal verbruiksuren, dat niet vooraf kan wor den vastgesteld maar waarvoor men mag aannemen dat grootere gemeenten een veel langeren verbruiks- duur van het maximum zullen hebben dan de kleinere. Daaruit volgt weer een voordeel voor de grootere gemeenten. Ik wil een vergelijkend voorbeeld stellen, verge lijkend alléén wat voor mijn betoog noodig is en laat dus de stroomverliezen buiten beschouwing. Ik neem ook denzelfden prijs voor de maximale kracht, om des te beter het voordeel in prijs bij een langeren verbruiksduur te doen uitkomen. Ik stel dan voor de kleine gemeente duizend ver bruiksuren, te berekenen als volgt: a. maximale krachtverbruik 50 KW a f 80, is f 4000,— plus b. 50 maal 1000 uren is 50000 uren a 21/3 cent per kilowattuur is f 1250. Totaal voor 50000 verbruiksuren f 5250, Overeenkomende met ÏO1/^ cent per kilowattuur. En voor de groote gemeente stel ik 2000 ver bruiksuren, die ik ongerekend het voordeel in prijsverschil, wegens grooter maximale krachtver- bruik becijfer als volgt a. 50 KW a f 80,is f 4000, plus b. 50 maal 2000 is 100.000 verbruiksuren a 21/, cent per kilowattuur is f 2500,totaal voor 2000 verbruiksuren f 6500,gelijkstaande met 61/,, cent per kilowattuur. Wat betreft de door de gemeente te maken winst op electriciteit aan de grootindustrie, daaromtrent is door prof. Van Swaaij te 's-Bosch gezegd, dat de gemeente de industrie kan bedienen voor zoover

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1913 | | pagina 243