248 16 Augustus 1913. raamd op 255000 K.W. tegen 6,8 cent per K.W.U. Dat maakt dus, niettegenstaande het enorme ver schil in verbruik, slechts een verschil van 15 honderd sten cent per K.W.U. De meening van den heer Van Hulten, dat Breda, door aansluiting bij de provinciale centrale, meer eene industriestad zou worden, deelt spreker niet. De groot-industrie zal zich beter ontwikkelen op het platteland, omdat daar de terreinen, de arbeidskrachten, de levensmiddelen enz. goedkooper zijn. Dat men Breda niet met den Bosch moet verge lijken, daarmede is spreker het niet eens. Daar verkeert men precies in denzelfden toestand als hier, hetgeen men wel in het oog moet houden. Wat de benoeming van een deskundige betreft, deze moet beslist onpartijdig zijn en over de meest mogelijke gegevens kunnen beschikken. Hij moet over alles kunnen oordeelen en desnoods zou men hem de opdracht moeten kunnen geven, om een geheim rapport voor ons samen te stellen. Wat betreft de cijfers, door den heer Merkel- bach van Enkhuizen genoemd, daarover kan spreker thans niet oordeelen, wijl hij niet in de gelegenheid is geweest deze te contrĂ³leeren. Het valt echter te betwijfelen, dat de provincie zal goedkeuren, dat Breda hare winst naar eigen goeddunken regelt. Onjuist is ook de meening, dat het risico bij deze onderneming uitsluitend voor de provincie blijft. De provincie waarborgt zich door de rente en afschrij vingen. Als later blijkt, dat de onderneming niet voldoende oplevert, moeten de tarieven verhoogd worden, ofwel het nadeel op de belastingbetalers worden verhaald. En de voornaamste belastingbe talers wonen in de groote gemeenten. Spreker heeft

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1913 | | pagina 248