252 16 Augustus 1913. dat niets de provincie kan terughouden, om later hare prijzen te verhoogen, zoodat het zeer wel moge lijk is, dat men over enkele jaren heel wat meer zal moeten betalen, dan thans wordt voorgesteld. Als blijkt, dat de provinciale centrale met verlies werkt, zal toch op de eene of andere wijze naar verhooging van de inkomsten moeten worden uit gezien. De gemeente Zevenbergen heeft zich voorloopig voor den tijd van 5 jaar bereid verklaard tot aan sluiting bij de provinciale centrale, doch dat geeft niet veel. Als men eenmaal is toegetreden, kan men zich bezwaarlijk weer losmaken. Spreker meent nog den nadruk te moeten leggen op het verschijnsel, dat de kleine gemeenten zich haasten, om bij de provincie aan te sluiten. Daar door moeten de oogen opengaan, want hierin alleen vindt men een duidelijk bewijs, dat dit geschiedt ten koste van de groote gemeenten. De heer VAN HULTEN wijst erop, dat hij niet van de brochure gesproken heeft en ook daaruit niet geput heeft. Als leek heeft spreker de tech nische zijde van het vraagstuk geheel onaangeroerd gelaten. Hij blijft bij zijne overtuiging, dat niet enkel het financieel belang van Breda, maar dat van de geheele provincie ie het oog moet worden gehouden, waarvan Breda een onafscheidelijk deel uitmaakt. Spreker is niet voor onvoorwaardelijke aanneming der voorwaarden, door de provincie ge steld. Hij is, evenals burgemeester en wethouders, voor de benoeming van een deskundige, maar dan te benoemen door den raad. De concessie-aanvrage van de provincie zou men kunnen doen verdagen, doch men moet haar niet onmogelijk trachten te maken.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1913 | | pagina 252