16 Augustus 1913.
2. De heer ROMBOUTS, alsnu het woord ge
vraagd en verkregen hebbende, zegt het volgende
„Er is eenen tijd van komen, doch ook eenen
„tijd van gaan.
„Dertig jaren geleden heb ik met zeer veel lust
„en ijver het lidmaatschap van dezen raad aanvaard.
„Ruim twintig jaren geleden werd ik door het ver
trouwen mijner medeleden tot het wethouderschap
„geroepen.
„Nu ik door het klimmen der jaren gevoel, dat
„de krachten verminderen en mijn gezondheids
toestand niet meer bestand is tegen de inspanning,
„die het gewichtige ambt van wethouder eischt, en
„ik daarom mijne betrekking niet meer vervullen
„kan, zooals ik dat mijzelven heb voorgeschreven,
„achtte ik het mijnen plicht, mij niet meer ver-
kiesbaar te stellen.
„Hartelijk dank ik de heeren, die mij bij her
taling, door mijne herbenoeming tot wethouder,
„hun vertrouwen schonken, dank tevens voor de
„medewerking, geschonken aan de voorstellen van
„het dagelijksch bestuur. Dank vooral aan U, Heer
„Burgemeester, Heeren Wethouders en Secretaris,
„met wie ik zoovele aangename uren van werk
zaamheid mocht doorbrengen en van wie ik zooveel
„welwillendheid genoot. Niet meer persoonlijk, doch
„officieel, als lid der gezondheidscommissie zal, hoop
„ik, den band tusschen den raad en mij nog enkele
„jaren voortduren.
„Mag ik bij mijn scheiden de zaak der volkshuis
vesting in Uw aller welwillende aandacht aanbevelen.
„Dit toch staat onomstootelijk vast, dat na Gods-
dienst eene goede, gezonde, luchtige woning den
„mensch het meest veredelt en dat blijve ons aller
„streven."
262