„aanwijzen, om in bedoelde commissie zitting te „nemen." De heer VAN HULTEN zegt, dat hij aangenaam verrast was, toen hij van dit voorstel kennis nam. Toch is hem de samenstelling der commissie niet recht duidelijk, voor zooveel het betreft de benoeming van niet-raadsleden. Spreker vindt het gevaarlijk, de benoeming daarvan aan de vereenigingen over te laten. Liever had hij gezien, dat de vereenigingen eene voordracht zouden doen aan den raad, waaruit deze dan kon benoemen. De voorzitter oordeelt het beter, dat de ver eenigingen zelf het lid aanwijzen. De commissie is slechts van tijdelijken aard. De heer VAN HULTEN was van meening, dat het eene blijvende commissie zou worden. De voorzitter zegt, dat dit geenszins de be doeling is. Wellicht kan zij later worden veranderd in eene commissie van bijstand. De heer SASSEN vraagt, of de commissie eene algemeene opdracht krijgt, wijl het vorig jaar alleen sprake was van eene veemarkt. De voorzitter antwoordt hierop, dat de opdracht zoo uitgebreid mogelijk is. Vroeger is al overwogen, of het niet mogelijk was het geheele marktwezen te reorganiseeren. De commissie zal dus het vraag stuk van alle soorten van markten hebben te be- studeeren en van hetgeen daarmede in verband staat. Daartoe zou ook gerekend kunnen worden de be vordering en verbetering van verkeersmiddelen. 2 September 1913. 281

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1913 | | pagina 281