300 25 October 1913. „meening de leden niet zoo goed in de gelegenheid „om van alles op de hoogte te komen en zich een „oordeel te vormen als het geval is bij eene be handeling als hiervoor door ons is aangegeven. „Wij durven vertrouwen, dat overweging van dit „alleen reeds voldoende zal zijn om niet verder op „dat voorstel in te gaan. Wij onthouden ons daarom „van het aanvoeren van andere bezwaren daartegen „en geven U in overweging om het niet aan te „nemen." De voorzitter stelt dit punt aan de orde. De heer VAN HULTEN zegt, dat zijne voorspelling, in de vorige vergadering gedaan, is uitgekomen. Spreker had voorzien, dat aan zijn voorstel geen gunstig onthaal zou ten deel vallen en dat burge meester en wethouders er wel iets anders op zouden weten te vinden. Spreker moet er echter de aan dacht op vestigen, dat in het prae-advies geen enkel argument tegen zijn voorstel wordt aangevoerd. Hij kan niet inzien, welk practisch nut er aan verbonden kan zijn, om het rapport te behandelen in bijeen komsten, waarbij alle raadsleden tegenwoordig zijn. Bij eene behandeling in de afdeelingen, waar slechts (i ;'i 7 leden aanwezig zijn, bestaat niet het gevaar, dat men te zeer over bijzaken gaat redeneeren, waardoor dan de hoofdzaak op den achtergrond raakt. Spreker blijft dus bij zijne opinie, dat zijn voorstel de meeste aanbeveling verdient. Aan het slot van 't prae-advies wordt nog gesproken van andere bezwaren, welke er tegen het voorstel zouden bestaan. Spreker wenschte wel te vernemen, welke die bezwaren zijn. De voorzitter wijst er op, üat er wel degelijk

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1913 | | pagina 300