De voorzitter betoogt, dat dan het reglement van
orde daarnaar wel zal verwijzen. Waartoe dient
anders dat reglement, hetwelk de raad voor zijne
vergaderingen vaststelt en waarvan de mededeeling
aan gedeputeerde staten is voorgeschreven.
De heer MERKELBACH VAN ENKHUIZEN meent,
dat men de bevoegdheid om daartoe te besluiten,
niet aan den raad kan ontzeggen.
De voorzitter vraagt, wie dan in zoodanig
geval de afdeelingen moet bijeenroepen, waar het
reglement van orde daarover zwijgt.
De heer BLOEMARTS is van meening, dat men
de kwestie over het formeele bezwaar wel kan laten
rusten. Hoofdzaak is, op welke wijze het vraagstuk
het best besproken en toegelicht kan worden. En
dan is spreker's ervaring van dien aard, dat eene
kleine vergadering, waar het gewoonlijk gemoedelijk
toegaat, niet het meest geschikte middel is, om van
de zaak op de hoogte te komen. Men raakt vaak
bij de besprekingen van de hoofdkwestie af, zoodat
het van het toeval afhangt, of zoodanige bijeen
komsten vruchtbaar zijn. In eene bijeenkomst, waar
alle leden tegenwoordig zijn, en waar ieder zijn
gevoelen mededeelt, zal men van elkanders studie
vrucht kunnen trekken.
Bovendien acht spreker het voorstel van den heer
Van Hulten absoluut praematuur. Het is volstrekt
niet urgent. Men dient eerst het rapport van den
deskundige af te wachten en als daaruit blijkt, dat
een afdeeüngsonderzoek gewenscht is, kan daartoe
nog besloten worden. Intusschen meent spreker er
toch de aandacht op te moeten vestigen, hoe de
ondervinding bij de behandeling der begrooting heeft
302
25 October 1913.