voorkomende in het vakblad „Gemeentebelangen"
van 15 September j.l. welk artikel door hem wordt
voorgelezen en waaruit blijkt, dat burgemeester en
wethouders van Utrecht de voorafgaande behandeling
van een onderwerp in de afdeelingen verdedigen.
Spreker wenscht hiermede te constateeren, dat
de opinie van burgemeester en wethouders van
Utrecht dus lijnrecht staat tegenover de opinie van
burgemeester en wethouders van Breda.
De voorzitter meent te moeten opmerken, dat
men zich van de geheimhouding geen al te groote
illusiën moet maken. Herhaaldelijk is het voorge
komen, dat niettegenstaande omtrent eene zaak
geheimhouding was opgelegd, een half uur later
nagenoeg iedereen het geheim reeds kende.
De meening van den heer Stulemeijer, dat bur
gemeester en wethouders zouden staan tegenover
hunne ambtgenooten van Utrecht, is niet juist. Bur
gemeester en wethouders hebben alleen overwogen,
wat in deze speciale zaak voor eene vruchtbare
behandeling het meest gewenscht is. Waar in deze
deskundige voorlichting niet zal kunnen ontbeerd
worden, achtte men het beter, dat die gegeven
werd in eene volle vergadering.
De heer VAN HULTEN meent, dat de voorzitter
zich zelf weerspreekt, waar hij van den eenen kant
het wenschelijk acht, dat geheimhouding kan worden
opgelegd, terwijl hij daarna verklaart, dat die ge
heimhouding niets uithaalt.
De voorzitter zegt, dat in eene raadsvergade
ring de geheimhouding kan worden opgelegd, wat
niet het geval is met afdeelingsvergaderingen. Als
men nu nagaat, dat die verplichte geheimhouding
25 October 1913.
305