25 October 1913. 313 en onder bepaling, dat bij niet-vervulling van een dezer voorwaarden de verleende vergunning vervalt. 21. Schrijven van burgemeester en wethouders, daarbij, met overlegging van een schrijven van de gedeputeerde staten dezer provincie, houdende be denking tegen het woord „onvermijdelijkheid," voor komende in art. 25 van het in de raadsvergadering van 16 Augustus j.l. vastgesteld reglement voor het burgerlijk armbestuur, in overweging gevende, om aan de opmerking van gedeputeerde staten tegemoet te komen, door het woord „onvermijdelijkheid" te ver vangen door „wenschelijkheid" en in verband hier mede het reglement in zijn geheel opnieuw vast te stellen. Niemand der leden hiertegen eenige bedenking hebbende, wordt dienovereen komstig besloten. 22. Voorstel van burgemeester en wethouders tot het instellen van rechtsvorderingen tot betaling van schadevergoeding, wegens beschadiging van straat lantaarns, zijnde dit voorstel van den volgenden inhoud: „Blijkens bijgaand schrijven van den directeur „der openbare werken en bedrijven alhier komt het „herhaaldelijk voor, dat straatlantaarns worden be schadigd of stukgereden, hetgeen te wijten is aan „onachtzaamheid of onoordeelkundig handelen van „sommige voerlieden. „Niettegenstaande herhaalde aanzeggingen, blijven „de daders in den regel in gebreke, om de veroor zaakte schade te vergoeden. „Naar onze meening mogen dergelijke vernielingen „niet langer getolereerd worden en is het zaak, om

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1913 | | pagina 313