25 October 1913. 315 „Deze pensioenregeling zal voor de gemeente groote „uitgaven met zich brengen. „In verband met onze hierna volgende voorstellen „in zake de wijze waarop o. i. de gemeente zich van „hare verplichtingen, welke uit deze wetten voor „haar voortvloeien, zal hebben te kwijten, achten „wij het wenschelijk een beknopt overzicht te ver strekken van de daarin opgenomen regeling van „de betaling der pensioensbijdragen. „De „Pensioenwet voor de gemeente-ambtenaren „1913" richt een pensioenfonds voor de gemeente- „ambtenaren op, uit welk fonds o. a. worden betaald „de op grond van „de Pensioenwet voor de gemeente- ambtenaren 1913" en van de „Weduwenwet voor „de gemeente-ambtenaren 1913" verschuldigde pen sioenen, terwijl dat fonds o. a. bestaat uit de op „grond van die wetten betaalde bijdragen. „De bijdragen bestaan in het algemeen uit „Voor eigen pensioen: le. „Zeven ten honderd van de pensioensgrond slagen van de gemeente-ambtenaren per jaar; 2e. „Acht ten honderd van het totaal der door „gemeente-ambtenaren genoten belooningen, „gedurende den tijd, dien zij vóór 1 October ,,1913 boven den leeftijd van 18 jaren in „werkelijken dienst in gemeentelijke betrek kingen hebben doorgebracht. „Voor weduwen- en weezen-pensioen 1 e. „Vijf ten honderd voor de mannelijke en één „ten honderd voor de vrouwelijke ambtenaren „van de pensioensgrondslagen, van de wacht gelden of van de eigen pensioenen der in „art. 25 der weduwenwet voor de gemeente-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1913 | | pagina 315