,,vijf (één) ten honderd van de pensioens grondslagen der gemeente-ambtenaren. „De wet dwingt de ambtenaren, die bij de inwer kingtreding der wet in dienst zijn, in het algemeen „niet tot de betaling der bijdragen zoo voor eigen „pensioen als voor weduwen- en weezen-pensioen. „Het uitzicht op pensioen gaat voor hen, die vóór „1 Januari 1914 eene verklaring afleggen niet in „het Pensioenfonds deelgerechtigd te willen worden, „voor altijd verloren. „Uit deze beknopte uiteenzetting blijkt, dat de „pensioensbijdragen, die de ambtenaren zullen heb- „ben te betalen, zeer zwaar drukken op hunne „salarissen en het komt ons voor, dat de gemeente „niet alles op hen zal dienen te verhalen, waartoe „de wetten haar de bevoegdheid geven. Wilde men „dit doen, dan zou verhooging van de meeste sala rissen zoo urgent worden, dat de gemeente daartoe „zou moeten overgaan. „Bij de bespreking van de door de gemeente te „verhalen bijdragen dient goed te worden onder scheiden het verhaal op de te betalen pensioens bijdrage als gevolg van de pensioenwet en op die „voortvloeiende uit de weduwenwet. „Daarenboven moet in het oog worden gehouden, „dat er in deze gemeente zijn: le. „ambtenaren, die recht hebben op eigen- en „weezen-pensioen 2e. „ambtenaren, die alleen recht hebben op eigen „pensioen; beide categorieën krachtens door „hen gedane stortingen in het gemeentelijk „pensioenfonds. 3e. „ambtenaren, die noch op eigen noch op „weduwen- en weezenpensioen recht hebben, 318 25 October 1913.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1913 | | pagina 318