25 October 1913. 319 „omdat zij niet hebben deelgenomen in laatst bedoeld fonds; 4e. „ambtenaren, (vaste werklieden) die wel „recht hebben op eigen doch niet op weduwen- „en weezenpensioen, zonder dat daarvoor „door hen iets is bijgedragen. „Deze pensioenaanspraken hebben hare rege ling in de plaatselijke „verordening tot „regeling van de pensioenen der gemeente- „ambtenaren en hunne weduwen en weezen" „en het „reglement op het pensionneeren „van vaste werklieden in dienst der gemeente". „De billijkheid brengt mede, dat de gemeente „de geheele inkoopsom voor eigen pensioen, zijnde 8 van de totaal genoten belooningen vóór 1 October „1913, door de op dien datum in dienst zijnde „ambtenaren en vaste werklieden, als bedoeld sub „le, 2e en 4e hierboven voor hare rekening neemt, en „dat op de ambtenaren bedoeld onder 3e hierboven „wordt verhaald drie ten honderd voor eigen pensioen „van de totaalsom der belooning tot 1 October 1913. „Bovendien zal de gemeente geheel voor hare rekening „dienen te nemen de jaar lij ksche bijdrage ad 7 „van de pensioensgrondslagen van de ambtenaren „(vaste werklieden) bedoeld sub 4e hierboven, welke „vóór 1 October 1913 in haar dienst waren en dus „daarvoor geen gebruik behoort te maken van de „door de wet gegeven bevoegdheid om een gedeelte „te verhalen. „Om verschillende redenen is het wenschelijk „en billijk om van de ambtenaren, bedoeld sub le, „2e en 3e alsmede van alle toekomstige ambtenaren „met inbegrip van de werklieden, in dienst gekomen „óp of na 1 October 1913, voor de jaarlij ksche bij- dragen ad 7 °/0 te verhalen 11/i ten honderd van

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1913 | | pagina 319