326
25 October 1913.
De voorzitter zegt, dat, indien de raad zulks
wenscht, er bij burgemeester en wethouders geen
bezwaar bestaat, om het voorstel aan te houden.
De raad zal dan binnenkort weer worden bijeen
geroepen.
De heer VAN HULTEN had gaarne gezien, dat
burgemeester en wethouders hunne voorstellen met
enkele voorbeelden hadden toegelicht. Spreker heeft
al vernomen, dat er enkele ambtenaren zijn, die
door deze voorstellen worden gedupeerd.
De voorzitter betoogt, dat er niemand door
gedupeerd wordt. Deze voorstellen zijn voor de
ambtenaren aanmerkelijk beter dan de bestaande
pensioenregeling. Het eenige bezwaar zou kunnen zijn,
dat het voorstel te royaal is voor de ambtenaren.
De heer VAN BAVEL meent, dat door deze
nieuwe regeling er Vel ambtenaren zullen zijn, die
gedupeerd worden. Volgens de nieuwe pensioenwet
heeft een ambtenaar, die na 20 dienstjaren wordt
afgekeurd, aanspraak op een pensioen, berekend naar
"/.O van zijne jaarwedde, of l/3, terwijl er volgens
de bestaande pensioenverordening ambtenaren zijn,
die bij minder dan 20 dienstjaren aanspraak hebben
op '/3 en bij 20 of meer dienstjaren op 72 van hun
pensioensgrondslag.
De voorzitter zegt, dat deze opmerking ge
grond zou zijn, indien de wet niet eene overgangs
bepaling bevatte, volgens welke de besturen van
gemeenten, waar pensioensbepalingen, die hoogere
pensioenaanspraken geven, deze bepalingen moeten
herzien, zooveel mogelijk met eerbiediging van ver
kregen aanspraken.