334 25 October 1913. Het opzet tot beleediging bleek ook uit de woorden van afscheid en hulde aan een afgetreden raadslid gebracht, hetgeen niet anders dan grievend kon zijn voor de katholieke raadsleden. Het opzet bleek verder uit het feit, dat wel kon gememoreerd worden het lidmaatschap/van de ver- eeniging „Breda Vooruit", maar dat het voorzitter schap /wando vorccniging van spooron tramweg pci"3onccl gewoon word genegeerd. Spreker wil het hierbij laten en besluiten met de mededeeling, /4a4hijdo bejegening, hom en zijne boido modeleden aangedaan, hoogst onhebbelijk heeft gevonden. De heer VAN IERSEL sluit zich aan bij het protest van den heer Stulemeijer en voegt er aan toe, dat het voor hem persoonlijk misschien eene eer is, niet bij den heer Scheltus bekend te zijn. De heer SCHELTUS zegt, dat het hem een ge noegen doet, dat de heeren hier eens uitgesproken hebben, wat hun op het hart lag. Dat is in ieder geval beter dan het te verzwijgen. Nu is door den heer Stulemeijer gezegd, dat spreker met opzet de katholieke leden zou hebben willen beleedigen. Dit is onjuist. In de vorige vergadering waren het uit sluitend katholieke leden, die geïnstalleerd moesten worden. Spreker ontkent ooit een katholiek lid onheusch bejegend te hebben. Aan opzet tot beleedigen heeft spreker volstrekt niet gedacht, maar den eenen keer kan men wel wat gelukkiger zijn in zijne uitdrukkingen dan den anderen. Spreker wil dan ook zoo eerlijk zijn om te bekennen, dat, toen hij na afloop van de vergadering nog eens

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1913 | | pagina 334